< Naar Kennisbank

Wat is Ironing (strijken) Bij 3D-printen?

Ironing (strijken) maakt FDM-prints zichtbaar gladder. Lees wat het is, hoe het werkt, wanneer je het gebruikt (of juist niet) en waar je op let.

De bovenkant van FDM-prints kan soms lijntjes of kleine groefjes tonen. Ironing (in het Nederlands: strijken) is een slicer-functie die de bovenste laag extra glad maakt. De nozzle gaat na het printen van de toplaag nóg een keer over het oppervlak, met een heel kleine materiaalstroom.

Zo vult hij microgaatjes, maakt hij ribbels vlak en krijg je een strakkere finish. Dit is handig voor zichtwerk (deksels, behuizingen) en onderdelen die mooi vlak moeten ogen.

Wat is ironing precies?

Ironing is een extra, langzame passeerbeweging over de toplaag die je slicer toevoegt. De nozzle blijft heet en beweegt in dichte banen over het net geprinte oppervlak. Met een minieme flow perst hij nog wat materiaal in de poriën van de print.

Het resultaat is een gladdere, egalere toplaag. Let op: ironing werkt alleen op top-oppervlakken (dus niet op wanden of onderkanten).

Hoe werkt het in de praktijk?

Je zet ironing aan in je slicer. Daarna gebeurt het automatisch op de hoogste top-laag of, als je dat kiest, op alle top-oppervlakken. De nozzle gaat hier dan langzamer over heen dan normaal, met een lage flow en kleine lijnafstand om alles netjes “dicht te maken”. Dat kost extra printtijd, maar scheelt ook weer schuren of plamuren.

Wanneer gebruik je het wel en niet

Ironing is ideaal als de bovenkant in het zicht komt of als je functioneel vlak wilt zijn. Denk aan deksels, face-plates, frontjes of naamplaatjes. Grote, vlakke oppervlakken profiteren het meest.

Er zijn ook momenten om het níet te gebruiken. Bij kleine top-eilandjes of fijne details maakt de nozzle veel start/stop-bewegingen, dat kan juist streepjes of vegen veroorzaken. Ook op sterk gebogen of organische oppervlakken is het effect beperkt. Laat het links liggen wanneer printsnelheid belangrijker is dan looks.

Kort gezegd:

  • Wel doen als esthetiek of vlakheid telt en je een redelijk groot, vlak top-vlak hebt (PLA en PETG doen het vaak erg goed).
  • Niet doen bij piepkleine top-vlakjes, reliëf/tekst dat scherp moet blijven, sterk gebogen vormen of krappe deadlines.

Twijfel je? Vraag dan vrijblijvend advies aan, dan geven we aan wat voor jouw onderdeel de beste keuze is.

De instellingen die het meest tellen

Er zijn meerdere opties, maar deze vier bepalen dik 80% van je eindresultaat met ironing:

  • Bereik: Topmost only (alleen de allerbovenste laag) of All top surfaces. Topmost only is meestal de beste balans tussen tijd en resultaat.
  • Flow: begin rond 8–10% van je normale flow. Te hoog geeft vegen/bolletjes; te laag laat poriën zichtbaar.
  • Snelheid: 15–30 mm/s werkt vaak mooi. Langzamer = gladder, maar kost meer tijd.
  • Lijnafstand/patroon: kies een kleine spacing (fractie van je nozzle-diameter). Een monotone of rechtlijnige volgorde geeft een strakkere “sheen”.

Simpel startrecept: Topmost only, flow 8–10%, snelheid 20–25 mm/s, lijnafstand ±0,1–0,2× nozzlebreedte. Print daarna een klein testplaatje en finetune.

Waar moet je op letten? (materiaal, model en machine)

Qua materiaalgedrag:

  • PLA is vergevingsgezind en geeft een nette satijnglans.
  • PETG kan “smeren” als je te heet of te langzaam strijkt; verlaag temperatuur of flow een tikje.
  • ASA/ABS reageren sneller op hitte: te heet strijken kan randjes opkrullen; liever iets koeler en niet té langzaam.
  • Nylon/PA moet droog zijn, anders zie je micro-putjes.

Ontwerp-details

Heb je reliëf of tekst op de toplaag? Ironing kan scherpe randjes nét wat zachter maken. Wil je die crisp houden, zet ironing dan uit voor die vlakken of print de zichtkant op de bouwplaat voor spiegelglad (zeker met een gladde plaat).

Machine en omgeving

  • Hou je nozzle en ventilatie schoon en consistent. Een vieze nozzle veegt eerder.
  • Strijk vaak op dezelfde of iets lagere temperatuur dan je toplaag. Te heet + langzaam = kans op glansvlekken of vegen.
  • Zorg dat je genoeg top-lagen vóór het strijken hebt (bijv. 5+). Ironing maakt vlak, maar lost geen gebrek aan top-infill op.

Veelgemaakte issues (en snelle fixes)

Streepjes of vegen na het strijken.
Verlaag de flow in stapjes van 2–3% en/of iets langzamer strijken. Controleer of je nozzle schoon is en of je voldoende top-lagen hebt vóór ironing.

Nog zichtbare poriën.
Een tikje meer flow of kleinere lijnafstand helpt. Check óók je top-infill-dekking (te luchtig? eerst dat fixen).

Mat-/glansvlekken.
Experimenteer met 5–10 °C lager strijk-temperatuur of pas het strijkpatroon aan voor een gelijkmatige “sheen”.

Samengevat

Ironing is een extra gladmaak-pass voor je bovenste laag. Je zet ’m slim in bij zichtwerk en vlakke passingen; je laat ’m uit bij kleine top-vlakjes, reliëf of strakke deadlines. Met vier kerninstellingen, bereik, flow, snelheid en lijnafstand, heb je 80% van het resultaat in de hand.

Zelf aan de slag? Test kort, noteer je winnende settings per materiaal. Uitbesteden? Upload direct je bestand of vraag vrijblijvend advies aan.

3D-printpartner